Op het Joodse paasfeest (Pesach) herdenkt men de bevrijding van het joodse volk uit de handen van de Egyptische farao, onder leiding van Mozes.
De Joden trokken uit Egypte weg nadat ze jarenlang in dit vreemde land als slaven hebben gewerkt. Mozes wil zijn volk bevrijden uit dat land en pest de farao met verschillende plagen! Uiteindelijk laat de farao de slaven vrij. Maar de farao had gelogen en stuurde zijn soldaten erop af! Daarop volgt de doortocht door de Rietzee (het opengaan van de zee voor Mozes en zijn volk, en voor de neus van de soldaten gaat de zee weer dicht), het verblijf in de Sinaïwoestijn en de uiteindelijk intocht in het Beloofde Land.
De laatste plaag was eigenlijk de ergste voor de farao en het volk in Egypte: alle eerstgeborenen uit Egypte zouden in die nacht sterven. De Israëlieten moesten die nacht een speciale maaltijd houden waarbij een lam op rituele wijze werd geslacht. Het bloed van dat lam werd op de deurposten en de bovenbalk van de muur gestreken. In dat huis zouden dan geen eerstgeborenen sterven omdat Jahwe door het bloed wist dat daar Israëlieten woonden.
Op het Joodse paasfeest wordt dit herdacht.